“Ik wil mezelf kunnen zijn”

Faalangst komt veelvuldig voor bij begin twintigers. Deze generatie wil goed genoeg gevonden worden. Sara* (21) voelde zich niet goed genoeg qua uiterlijk. Daarom besloot ze om op haar gewicht te gaan letten, om er zo voor te zorgen dat iedereen haar zag staan: “Ik wilde elke keer één of twee kilo afvallen om vervolgens stabiel te blijven. Maar ik was altijd bang om weer aan te komen, dat ik bleef afvallen.” Tot ze in 2014 haar dieptepunt bereikte en nog maar 38 kilo woog. “Toen hoefde ik de schijn niet meer hoog te houden en te doen alsof ik at.” Ze belandde in een burn-out en zat alleen nog maar op de bank voor zich uit te staren.

Sara ontwikkelde de eetstoornis op haar dertiende. Ze heeft reuma en kreeg prednison voorgeschreven, een medicijn waardoor je vocht vasthoudt en dus aankomt. “Dat wilde ik niet. Ik ben toen op mijn eten gaan letten.” Het begon onschuldig en niemand hoefde zich op dat moment zorgen te maken om haar. Geleidelijk aan ontwikkelde deze onschuldigheid zich tot een eetstoornis waarbij Sara haar gevoel kon onderdrukken. “Ik had last van faalangst en de angst om het niet goed te doen.” Ze dacht dat als ze dun genoeg was, ze ook goed genoeg was om de wereld aan te kunnen. Ze viel een paar kilo af, maar merkte dat het niks opleverde. Dus verloor ze nog een aantal kilo. Sara weet heel lang niet wat haar mankeert, want over een eetstoornis had ze nog nooit gehoord. Ook thuis werd er niet over gesproken, haar ouders hadden op dit moment nog niks door, mede omdat Sara het op school heel goed deed. “Ik legde mezelf een soort prestatiedruk op: Als ik hoge cijfers zou halen, zou niemand zich zorgen maken om mij. Ik wilde laten zien dat het goed met me ging.”

Haar eetstoornis gaat met pieken en dalen: De ene periode gaat het goed en blijft ze op gewicht en de andere periode gaat afvallen vanzelf. Een afvalperiode kende ze ook toen ze zeventien was en in het examenjaar van het vwo zat. “In dat jaar overleed mijn opa, het was heel plotseling en dus moeilijk. Ik was gek op mijn opa en vond het moeilijk om ineens afscheid te moeten nemen. Ik schoot diep in de eetstoornis om het gevoel van verdriet te onderdrukken.” Toen ze haar huidige vriend ontmoette, ging het beter. “Verkering hebben is leuk, dus ik voelde me veel beter.” Snel daarna stortte Sara weer in. Ze kreeg een heldere ingeving en vertelde het aan haar vriend. “Hij zag dat het niet goed met me ging en als hij ernaar vroeg draaide ik er omheen. Dan zei ik dat ik me inderdaad niet fijn voelde, maar niet wist waardoor dat kwam. Ik wist dat als ik zo vaag zou blijven, hij niet meer met mij verder zou willen.” Toen ze het vertelde stond hij erop dat ze hulp ging zoeken en dat ze het aan haar ouders zou vertellen. “Anders zou hij het uitmaken.”

Vlak voor haar examens vertelt Sara het aan haar ouders. Haar moeder voelt zich schuldig omdat ze het in de jaren ervoor al veelvuldig met Sara over haar eetgewoonten heeft gehad, maar niks doorhad. “Ik heb samen met mijn moeder gehuild.” Ze gaat vervolgens naar de dokter om te kijken wat de beste optie voor haar is. Ze besluit samen met de dokter dat ze opgenomen wil worden in de kliniek. Na haar examens, die ze tot haar grote verbazing ook nog haalt. Op dat moment weegt Sara nog maar 38 kilo. “Ik hoefde de schijn niet meer hoog te houden dat ik wat at.” Als ze nog een paar kilo lichter was geweest had ze naar het ziekenhuis gemoeten en kon ze niet eens opgenomen worden in de kliniek. Dat ze minder dan veertig kilo woog, komt omdat ze begon met eten uitspugen. “Dat heb ik maar een maand gedaan want ik werd heel bang van overgeven: Ik werd licht in mijn hoofd en dacht telkens dat het mis zou gaan.” De neiging om over te geven heeft ze daarna nooit meer gehad.

Achttien weken lang verbleef Sara in een kliniek. “Ik hoefde niks meer. Ik had zo lang op mijn tandvlees gelopen en hoefde nu niet eens zelf te bepalen wat ik zou gaan eten, de strijd was weg.” Ze komt tien kilo aan tijdens haar verblijf in de kliniek. Ook kreeg ze therapieblokken. “We stuitten op de vraag waarom ik de eetstoornis ontwikkeld had en daar liep ik op vast, ik wist het in eerste instantie niet.” Als ze na achttien weken die vraag nog niet beantwoord heeft voor zichzelf, besluit ze andere behandelmethodes te proberen. Deze helpen haar niet tot de kern van de eetstoornis te komen. Daarom zit Sara op dit moment voor een maand in Portugal, waar ze een groepsbehandeling volgt met tien anderen. Sara voelt zich onzeker en weet niet goed wie ze zelf is. “Ik was hoe anderen wilden dat ik was, ik was niet de vrolijke en grappige Sara die ik zou willen zijn.” Ze voelt zich ongelukkig, maar durft het geluk niet op te zoeken. “Mijn geluk zat in het afvallen, wanneer ik weer een kilo afviel was ik blij en dacht ik dat mensen mij goed genoeg vonden.” Ze streed niet voor haar eigen geluk, ze dacht aan wat anderen van haar vonden en stemde haar geluk daarop af.

Niet alleen kampte Sara met een eetstoornis, ook psychisch kampte ze met problemen. “Ik voelde me down, had nergens zin in en fysiek had ik de energie niet om leuke dingen te doen. Ik heb een burn-out opgelopen dankzij mijn eetstoornis.” Op sociaal gebied durfde ze weinig en nog steeds vindt ze dat lastig. “Ik vind vriendschappen aangaan moeilijk omdat ik daarin te veel van mezelf verwacht. Dat ik het beste van mezelf moet zijn bij deze persoon bijvoorbeeld. Als ik dan een keer afspreek om een dagje weg te gaan, dan denk ik meteen: Misschien ben ik dan moe of kan ik het niet aan. Ik ben bang om iemand zijn dag te verpesten.” Met name op de middelbare school had ze weinig sociale contacten. “Ik was zo in mijn eigen wereld en deed alles op de automatische piloot. Ik had school en werk en verder kon ik ook niks meer, ik was gewoon letterlijk opgebrand.” Het dieptepunt van de burn-out was volgens haar de periode na de examens. “Ik zat op de bank en wist het allemaal niet meer. Dat is ook het enige wat ik hele dagen zei: Ik weet het niet meer.”

Wat ze moeilijk vindt, is dat haar moeder zich nog altijd schuldig voelt over het feit dat ze niet eerder gezien heeft dat er wat met haar dochter aan de hand was, vooral omdat ze er wel over hebben gepraat. “Ik denk dat het niet anders had moeten lopen, want toen ik achttien was besefte ik dat ik een groot probleem had.” Ze stelt dat ze het zelf onder ogen moest zien, omdat ze anders het probleem niet kon aanpakken. Sara is vastbesloten dat ze van haar eetstoornis afkomt. “Ik geloof daarin en begin langzaam weer in mezelf te geloven. Ik sta nog op losse schroeven maar ik wil gewoon beter worden. Ik wil mezelf kunnen zijn!”

* Wegens privacyredenen is de naam van de hoofdpersoon gefingeerd.

 


Plaats een reactie